De extreme droogte hebben we inmiddels achter ons gelaten. Toch is het belangrijk om uit te leggen wat Rijkswaterstaat doet als er een watertekort ontstaat.
De Twentekanalen zijn niet alleen een belangrijke, logistieke schakel in de Europese scheepvaartverbinding. Het Twentekanaal is ook een belangrijke schakel in het watersysteem van Twente, Achterhoek, het noordoostelijk deel van Overijssel en een deel van Drenthe, waarmee deze gebieden van water worden voorzien.
Als er sprake is van een watertekort, hoe wordt het water dan verdeeld?
We spreken van een watertekort als er minder water van voldoende kwaliteit aanwezig is dan de gebruikers nodig hebben. Gebruikers zijn bijvoorbeeld de landbouw, de scheepvaart, de industrie, de drinkwatervoorziening en de natuur. Zij zijn afhankelijk van water. Een watertekort kan tot problemen leiden. Zo kan de scheepvaart bij lage waterstanden minder lading vervoeren en kan het oppervlaktewater nabij zee gaan verzilten.
Als beheerder van de grote rivieren, meren, Noordzee en Waddenzee houdt Rijkswaterstaat het waterpeil continu in de gaten. Bij droogte verdelen we via stuwen, pompgemalen en sluizen (zoals sluis Eefde) het schaarse zoete water uit de grote rivieren en meren zo goed mogelijk onder alle watergebruikers.
Bij langdurige droogte en watertekort wordt het water verdeeld volgens de zogenaamde ‘verdringingsreeks’ uit de Waterwet. Dit is een rangorde die aangeeft waar als eerste zoetwater naartoe moet. Dijken en keringen staan bovenaan. Extreme droogte kan namelijk scheuren veroorzaken in dijken. Als het water dan weer stijgt, kunnen ze het achterland niet meer beschermen. Dijken en keringen hebben dus topprioriteit en staan hoger in de reeks dan bijvoorbeeld de drinkwater- en energievoorziening. En díe staan weer hoger dan bijvoorbeeld landbouw en scheepvaart.